De actie bij Hedel – 22 – 25 april 1945
H. Sonnemans
In de periode 10 – 14 april 1945 vertrekt de Koninklijke Nederlandse Brigade “Prinses Irene” uit Zeeland. In die provincie heeft de Irene Brigade bewakingstaken uitgevoerd, gedurende de winter ’44 – ’45. Een periode van betrekkelijke rust, na de landing in Normandië in augustus en de acties in België, Grave en Tilburg in de maanden erna.
De omgeving ten noorden van Den Bosch, aan de Maas, zal het nieuwe operatiegebied gaan worden. De Nederlanders komen onder het bevel van de commandant 116e Brigade, de brigadier C.F. Philips. Het vak aan de spoorlijn Den Bosch – Hedel, tot aan Heusden, wordt door de Brigade overgenomen van de Canadezen en moet worden beveiligd tegen eventuele acties van de Duitsers, aan de andere kant van de Maas.
De Brigade is inmiddels helemaal vernieuwd. De Mariniers, die vanaf juni 1944 ter versterking bij de Brigade waren ingedeeld, zijn op 1 april vertrokken. Ze gaan via Engeland, terug naar de Verenigde Staten, om zich weer aan te sluiten bij de Mariniersbrigade, die in afwachting is van de inzet bij de bevrijding van Nederlands Oost-Indië. Vanuit Bergen op Zoom arriveert “de eigen teelt”. Het zijn jongens afkomstig uit het bevrijde gebied, die zich als vrijwilliger bij de Irene Brigade hebben gemeld. Ze hebben een opleiding van acht weken ontvangen bij de Compagnie Aanvullingstroepen van majoor (“Oom Paul”) Looringh van Beeck. Deze, uit Zuid-Afrika afkomstige, officier heeft zijn uiterste best gedaan om de rekruten, op de Cort Heijligerskazerne in Bergen op Zoom, klaar te stomen voor het harde leven van frontsoldaat.
Deze nieuwe militairen èn de veteranen van de op 1 april opgeheven Verkenningsafdeling , komen voornamelijk terecht bij de 1ste en 2de Gevechtsgroep, die daardoor met een vierde peloton kunnen worden uitgebreid.
Al snel na aankomst bij de nieuwe stellingen gaat het gerucht dat er “iets”, mogelijk een oversteek over de Maas, op komst is. Luitenant de Roos, opvolger-commandant van Gevechtsgroep I, krijgt toestemming om een verkenningspatrouille over de Maas uit te voeren. Echt een klus voor deze avontuurlijk aangelegde, boomlange Zwollenaar, voormalig mijn-ingenieur, die vanuit Canada als vrijwilliger bij de Irene Brigade is terecht gekomen.
Dinsdag 18 april/Woensdag 19 april
In de nacht van 18 op 19 april gaat hij, samen met sergeant-majoor de Bruin en sergeant Balster, op weg. De onder-officieren zijn afkomstig van de Noothoven van Goor-compagnie, een parachutistenafdeling, vernoemd naar de in Engeland overleden Inspecteur Nederlandse Troepen. Kort voor het vertrek naar Frankrijk is dit onderdeel ontbonden en zijn de getrainde parachutisten ingedeeld bij Gevechtsgroep I.
Al vóór het verlaten van het vertrekpunt, een kanaal bij het Fort Crêvecoeur, een oud, recht tegenover Hedel gelegen verdedigingswerk, zinkt de bij de Engelsen geleende stormboot. Geen nood, bij de sluis ligt een oude roeiboot. Er moet echter tegen een onverwacht sterke stroming worden opgeroeid. De overtocht duurt dan ook ruim anderhalf uur. Ruim twee uur duurt de patrouille door het door de vijand bezette gebied, tussen de plaatsen Hedel en Ammerzoden. De terugtocht is uiteraard veel gemakkelijker, die duurt nu maar een half uurtje. Tegen de klok van zes uur in de morgen, zijn de mannen weer terug van hun gevaarlijke tocht.
Rond dezelfde tijd meldt zich een andere bron van informatie. Gefreiter Walter dient bij een aan de wal gestationeerd Kriegsmarine-onderdeel. De man ziet zijn overplaatsing als een degradatie. Verbitterd, en in een dronken bui, vervloekt hij de Führer en zijn regime. Als hij te horen krijgt dat hij op rapport zal moeten komen bij de Gruppenführer ziet hij nog maar één uitweg: de Maas over ! Bij Bokhoven bereikt hij de wal en wordt gevangen genomen. Hij blijkt een bron van interessante inlichtingen.
Donderdag 19 april
Majoor A.A. Paessens, commandant van Gevechtsgroep I, vertrekt die middag nar Vlijmen, waar het hoofdkwartier van de Brigade is gevestigd. Hier ontvouwt Brigade-commandant kolonel A.C. de Ruyter van Steveninck de plannen, zoals hij die heeft ontvangen van de 116e Brigade.
Vanuit de huidige opstellingen zal de Maas worden overgestoken. Dit zal moeten gebeuren bij het plaatsje Hedel. Het 30ste Bataljon Royal Marines zal de Maas oversteken op de rechterflank en dan doorstoten naar Kerkdriel. Dan zal contact worden gemaakt met de Irene Brigade en moet het bruggehoofd worden vergroot. Het 28ste Bataljon Royal Marines zal dan door dit bruggehoofd oprukken naar Zaltbommel en de Bommelerwaard bezetten.
Aan Gevechtsgroep I “de eer” om de operatie, voor wat het Brigade-aandeel betreft, uit te voeren. Majoor Paessens heeft meteen zijn bedenkingen tegen het plan, zó kort voor het naderende einde van de vijandelijkheden. Het is echter niet aan hem te beslissen. Hij zal zich alleen kunnen richten op de uitvoering van de nieuwe orders. Tegen de oorspronkelijke opzet protesteert hij: Hedel zou eerst gezuiverd moeten worden door een hevig artillerie-bombardement. Pas daarna zou een landing moeten plaatsvinden. Paessens is van mening dat in een oorlogssituatie de bezittingen van burgers zoveel mogelijk moeten worden ontzien. Vooral ook, omdat het nu gaat om de bezittingen van Nederlandse burgers. Hij stelt voor om niet onnodig vernielingen aan te richten en Hedel meteen te nemen. Kolonel de Ruyter van Steveninck gaat accoord met de plannen van de majoor. “Ik heb vertrouwen in je want je hebt bijna altijd succes gehad !”
Onmiddellijk na zijn terugkeer uit Vlijmen, begint de majoor met de uitwerking van zijn plannen. In een bespreking met zijn officieren wordt besloten om nòg twee patrouilles over de Maas te zenden.
Vrijdag 20 april
Laat in de avond verzamelen vier onderofficieren en vijftien manschappen zich bij het kanaal van het Fort. Opnieuw zal de tocht onder leiding staan van luitenant de Roos. Paessens heeft aanvankelijk dat zijn kersverse “tweede man” (de Roos bekleedt de functie van opvolger-commandant van de Gevechtsgroep sinds een maand, eigenlijk is het een kapiteinsbaan maar de bevordering zit nog in de papiermolen) nòg eens zijn nek gaat uitsteken. Uiteindelijk stemt hij toch toe. Met twee stormboten, een kleine en een grote, wéér geleend bij 28 Royal Marines, gaat de groep op weg.
Het oversteken van de winderige Maas duurt nu slechts een half uurtje. Het is een heldere nacht met veel maanlicht. Eigenlijk dus niet zo geschikt voor dit patrouille-werk. Om precies 02.00 uur gaan de mannen bij kilometerpaal 26, in een bocht van de rivier ten zuid-westen van Hedel, aan land. Vijf mannen, onder andere bewapend met twee Bren Guns (lichte mitrailleur) blijven achter om het landingspunt en de twee boten te bewaken. De anderen, bewapend met stenguns en handgranaten, volgen de landweg in noordelijke richting, tot de driesprong in Hedel. Mijnenvelden moeten worden opgespoord. Eventuele andere aanwijzingen van vijandelijke activiteiten zullen in kaart worden gebracht.
Hedel wordt bereikt. Het dorp is zwaar beschadigd door de artillerie-bombardementen in de afgelopen maanden. De bevolking is dan ook geëvacueerd. Het is dus een echt spookdorp. Afgezien van een aantal tijdelijke bewoners…
Ruim drie uur later keert de patrouille langs dezelfde weg terug. Geen incidenten, wèl werd waardevolle informatie verzameld voor de geplande actie.
Zaterdag 22 april
s’ Avonds om kwart over elf vertrekt de volgende patrouille. Wéér twee boten met in totaal zestien man. Deze keer is luitenant Masthoff commandant van de groep. Masthoff is een parachutistenofficier, die inmiddels wel zijn sporen verdiend heeft in de periode dat de Irene Brigade van Europa actief is.
Opnieuw blijven vijf man bij de landingsplaats achter. Een groep van vijf, onder leiding van sergeant Balster, gaat verkennen in de richting van Hedel. Masthoff gaat met de overige zes in de richting van Ammerzoden. Het is de bedoeling dat die laatste groep zich weer in tweeën zal splitsen. Zover zal het echter niet komen.
Als de mannen van de groep Masthoff zich gebukt door een droge sloot voortbewegen, trapt één van hen op een voetmijn en verliest zijn been. Wachtmeester Görres is de ongelukkige. Sergeant-majoor de Bruin, die vóór hem loopt. krijgt enkele scherven in de rug. Dat belet hem niet om de zwaargewonde man op zijn rug te tillen en terug te brengen naar de landingsplaats. De gereduceerde patrouille vervolgt zijn weg. Gewaarschuwd zijn ze nu wel…
Zondag 22 april
De mannen keren om half zes in de morgen terug. Met de door de verkenners verzamelde informatie werkt majoor Paessens zijn aanvalsplan uit dat vandaag moet worden uitgevoerd.
’s Avonds verzamelen de mannen van Gevechtsgroep I zich bij de sluis van het Fort Crêvecoeur. Rond middernacht vertrekken drie Buffalo’s (amfibielandingsvoertuigen met geruisloze motor), bemand door Britse Engineers. Ze worden niet opgemerkt door de vijand, hoewel het toch een heldere maannacht is.
Een kwartiertje later worden de commandogroep en het eerste en tweede peloton bij paal 26 aan land gezet. Om niets aan het toeval over te laten zijn de verkenners van de afgelopen nachten hen voor geweest en hebben de te volgen route en de mijnenvelden afgezet met paaltjes.
De Buffalo’s keren meteen terug om het derde en het vierde peloton op te halen. Door technische problemen arriveren die echter een uur later. Aan boord is dan ook een “illegale” passagier, namelijk aalmoezenier L. Laureijssen, die hiervoor geen toestemming heeft kunnen krijgen van de kolonel. “Nee patertje, we hebben maar één aalmoezenier”, heeft hij te horen gekregen. Zeer tegen de zin van Laureijssen want die vindt dat hij bij “de jongens” hoort te zijn. Daarom dit onofficiële vertrek naar Hedel.
Een twaalftal Britse militairen van de Royal Engineers, ingedeeld bij het tweede en vierde peloton, beginnen de omgeving van het landingspunt op versperringen te controleren. Die blijken niet of nauwelijks aanwezig. Ze zijn in ieder geval niet geboobytrapped (voorzien van onopvallend aangebrachte springladingen). De door hen meegevoerde mijndetectors blijken wel nuttig.
De peletons gaan op weg door de nacht, richting Hedel. Alleen het eerste peloton blijft achter om de landingsplaats te bewaken. Het peloton staat onder commando van sergeant-majoor de Bruin. Luitenant Herbrink, de pelotonscommandant, bevindt zich in Engeland met verlof.
Al snel en zonder problemen wordt het dorp bereikt. Het oogt verlaten en spookachtig in het heldere maanlicht. Ladders en stoelen staan tegen de voorgevels van de huizen. Hiermee geven de Duitsers de plaatsen aan waar mijnen en boobytraps zijn aangebracht. Voorzichtigheid blijft dus geboden maar gelukkig ontploft er niets.
Enkele mannen van het tweede peloton vallen over struikeldraden, die een belsignaal bij de vernielde spoorbrug in werking brengen. Jammer, een aantal Duitsers bij de post daar weten nu te ontsnappen. Enkele anderen, aan de zuidrand van het dorp, hebben minder geluk en worden krijgsgevangen gemaakt. Ze zijn totaal verrast.
Duidelijk is in de stille nacht Brits en Duits mitrailleurvuur te horen; de Britse aanval bij Driel is ook begonnen !
Snel nemen de mannen hun verdedigingsposities in. Het vierde peloton in de omgeving van het viaduct, oostelijk onder de weg Den Bosch – Zaltbommel. Het derde peloton in het noorden, boven de Woerd. Het tweede peloton aan de westrand van het dorp, in en om de ruïne van de St. Janschool.
Majoor Paessens besluit zijn commandopost in te richten in een kapotgeschoten pand dat eens de trotse winkel en woonhuis van slager van den Bogert is geweest. Deze post, aan het Kleinveld, is goed centraal gelegen.
Opperwachtmeester Brens, compagnies sergeant-majoor van de Gevechtsgroep, organiseert de verdediging. De majoor en zijn luitenants de Roos en Bakkers (adjudant en verzorgingsdienst) hebben het “Battle-HQ” snel operationeel.
De radioverbindingen geven in het begin wat problemen. Korporaal F. van Pelt van de Signals (verbindingsafdeling), weet samen met vier anderen, een radio met batterijen, een zog. 22-set, vanaf het landingspunt naar het Kleinveld te dragen. Een zwaar en gevaarlijk karwei. Het radiostation wordt onmiddellijk geïnstalleerd en hoewel de korporaal nog nooit met een dergelijk toestel heeft gewerkt, gaat hij meteen achter de knoppen zitten. Al snel wordt contact gemaakt met het Brigade-hoofdkwartier “aan de overkant”.
De radioverbinding met de landingsplaats laat wat langer op zich wachten. De radio, een 68-set, blijkt niet te werken. De operateur, soldaat Slap, weet het probleem tegen het aanbreken van de dag te verhelpen.
Maandag 23 april
Langzaam wordt het licht…
Het peloton van de Bruin, bij de landingsplaats, krijgt het eerst de vijand te zien. Rond half acht worden ze opgeschrikt door geweervuur, vanuit de richting Ammerzoden. Het blijkt
te gaan om een groepje van een man of zes, die ongeveer op een kilometer afstand blijven. Ze graven zich in op de dijk.
Een patrouille van drie man van het vierde peloton komt in het voorterrein een Duitser tegen. De man maakt dat hij weg komt. De stenguns weigeren: een veel voorkomend probleem en geluk voor de bewuste militair…
Luitenant Masthoff, met zijn tweede peloton gegroepeerd in en om de uitgebrande puinhoop van de St. Janschool, tuurt met zijn verrekijker in de richting van Ammerzoden. Hij ziet plotseling mannen te voet en op de fiets. Ze zijn ongewapend en in blauw gekleed. Het is dan acht uur in de morgen. De luitenant besluit geen risico te nemen en laat de bij zijn peloton ingedeelde zware Vickers-mitrailleurs enkele waarschuwingssalvo’s afgeven. De blauwe figuurtjes verdwijnen.
Waarschijnlijk zijn het inwoners van Hedel geweest. Boeren, gekleed in blauwe overal, op weg van hun evacuatie-adres, naar hun oude, vernielde woning. Gewoon, om te kijken of er nog iets van waarde te vinden is. Soms zelfs alleen maar om te kijken of het huis er nog staat…
Zo ook de dertigjarige Hedelnaar van Hemert. Hij komt het dorp binnen, samen met een kennis. Doel van hun tocht: een kist kleren in zijn huis aan de Prins Bernhardstraat. Tot hun verbazing zien ze soldaten. Het is hen meteen duidelijk dat het geen Duitsers zijn. “Ze spreken Nederlands !” De beide mannen worden naar majoor Paessens gebracht. Deze geeft hen te verstaan dat ze onmiddellijk moeten vertrekken. “De Duitsers kunnen ieder moment een aanval lanceren !”
Ondertussen hebben de twaalf Britse Engineers een nieuw landingspunt vrijgemaakt van mijnen en versperringen. De plek ligt zuidelijk van Hedel, langs het haventje. Het is de plaats waar vroeger de veerpont aanlegde en daardoor dus bijzonder geschikt voor de Buffalo’s. De ligging is recht tegenover Fort Crêvecoeur. De af te leggen afstand over de Maas wordt nu belangrijk verkort. Dus minder risico voor vijandelijk vuur.
De Mortiergroep van Gevechtsgroep I komt om tien uur bij dit “Oude Veer” aan land. G. van Dam, soldaat bij de Brigade vanaf januari, vertelt later:
“De bemanning van de Buffalo stuurt het voertuig behendig de kant op waar de landingsklep met een ratelend geluid op de stenen sloeg. Snel springt onze mortiergroep aan wal, kijkt even nieuwsgierig om zich heen en begint snel met het uitladen van de mortier- en verdere uitrusting en munitie. Wij bevinden ons op een kale steenweg die over een lengte van een paar honderd meter van de rivier naar de dijk loopt, is kaarsrecht en biedt geen enkele dekking. Op de dijk zie ik een paar man van de Brigade lopen, maar voor de rest is alles rustig, althans voor een bruggehoofd op vijandelijk gebied. Op bevel van sergeant-majoor Trienekens neemt ieder zijn spullen op. Behalve mijn geweer en mijn rugzak draag ik ook een mortierloop en twee houders met mortiergranaten.
Ondanks de vroege tijd van het jaar, is het al vrij warm en het zweet gutst al snel langs mijn voorhoofd. Vóór ons, in de richting van het centrum van het dorp, klinkt nu geweervuur. In snelle pas lopen wij de weg af om in de veilige beschutting van de huizen op de dijk te komen. Daar aangekomen, loopt Trienekens de achtertuin in van het huis dat op de hoek van de dijk en de hoofdstraat staat en geeft opdracht om de drie mortieren van de groep op onderlinge afstand van een paar meter in te graven. Hij wijst een paar man aan om de putten te graven en de granaten er rondomheen op te stapelen. De overigen, waaronder ik, moeten op de landingsplaats granaten en andere uitrustingsstukken ophalen die in snel tempo door Buffalo’s worden aangevoerd. Gedurende de tijd dat wij hiermee bezig zijn werd er slechts één keer op ons geschoten, vermoedelijk ergens vanuit een huis op de dijk.”
De ondersteuningsgroep van kapitein Post, waartoe de mortieren behoren, is ruim voor het middaguur paraat. Juist op tijd…
Rond elf uur krijgt luitenant Roos opdracht twee patrouilles uit te zenden naar Velddriel en Kerkdriel. Ze zullen contact moeten maken met de Britten van 30 R.M. Een aantal mannen van het vierde peloton gaat vanaf het viaduct op weg. Beide patrouilles lopen echter al heel snel vast. Hevig vuur van Spandaus (Duitse mitrailleurs) uit de huizen aan de dijk, ten oosten van het station, belet hen verder te gaan. De vijand heeft zich daar stevig genesteld. Het contact zal voorlopig niet tot stand kunnen komen waardoor de dreiging zich begint af te tekenen. Heeft de operatie als geheel nog een kans van slagen ?
Op hetzelfde moment controleert majoor Paessens de opstelling van het derde peloton in de Woerd. De huizengroepen, boomgaard en hoog onkruid, belemmeren het zicht. Met de pelotonscommandant, sergeant-majoor Huizinga, bespreekt hij een nieuwe opstelling. De majoor is nog maar net vertrokken als de hel losbreekt.
Totaal onverwacht opent een vijandelijke afdeling de aanval. Hoewel verrast, verdedigen de Irenemannen zich uit alle macht.
Waarnemers van de artillerie, onder leiding van kapitein Gouman en luitenant Wijnekes, geven hun aanwijzingen door aan de Batterij, die opgesteld staat bij Vlijmen, aan de andere kant van de Maas. Het goed gericht vuur bemoeilijkt de vijandelijke aanval. Ook de mortieren doen mee, hoewel ze nog maar net zijn geïnstalleerd.
Ruim een uur duurt het verbitterde gevecht. Brenschutter . Grootendorst wordt dodelijk getroffen. Zijn helper is en blijft vermist. Aangenomen wordt dat soldaat R.E. van den Beek krijgsgevangen is gemaakt. Helaas, precies zes weken later wordt zijn lichaam gevonden door inwoners van Hedel.
De situatie is hopeloos voor het peloton. Ook de verbinding met het hoofdkwartier, per 38-set (een klein draagbaar toestel) is uitgevallen. Luitenant de Roos komt aanrennen en geeft sergeant-majoor Huizinga opdracht zijn mannen terug te trekken bij de R.K.kerk en langs de Zaltbommelseweg. Snel nemen de mannen die nieuwe posities in. De vijand bezet onmiddellijk de huizen die de Irene-soldaten hebben verlaten.
De Roos rent weer terug naar de commandopost en rapporteert aan Paessens. De majoor wil de situatie zelf bekijken. Samen met zijn ondernemende “second in command” gaat hij op verkenning. Paessens is gewoon om de soms wat te roekeloze luitenant wat te temperen. Soms laat hij zich wel eens meeslepen. Hij vertelt later:
“We lagen in dekking onder een muurtje. De weg werd onder vuur genomen door een Duitse mitrailleurschutter. De Roos daagde me uit de weg over te steken. Hij zou dan wel de zaak in de gaten houden. Ik rende de weg over en gelukkig: die Duitser was net iets te laat ! Natuurlijk riep ik toen de Roos om te komen. Wat hij natuurlijk ook deed. Als je hier later over nadenkt: de commandant en zijn plaatsvervanger die een gevaarlijk spelletje spelen met een Spandau-schutter !”
De twee officieren ontdekken dat de vijand inmiddels is doorgedrongen tot de Protestantse Kerk, midden in het dorp.
Sergeant-majoor de Bruin heeft rond het middaguur de order gekregen met zijn peloton het oude landingspunt per Buffalo te verlaten. De mannen laten paal 26 achter zich en komen bij “het Oude Veer” aan land.
Het is half drie geworden als luitenant de Roos bij hem komt met nieuwe orders. Kort schetst de luitenant de ontstane situatie. De 30 mannen van het 1ste peloton moeten een tegenaanval ondernemen en de Duitsers weer uit de huizen drijven. Ze krijgen voor deze opdracht versterking van een sectie (10 man) van het tweede peloton. Een half uur later gaat het peloton, samen met de mannen van de sectie van sergeant Germans, op weg. De Roos houdt de leiding zelf in handen.
Het vuur van de Batterij Artillerie “aan de overkant”, is uiterst precies. De waarnemers van de artillerie leveren prachtig werk. Ook de mortiergroep is inmiddels goed ingeschoten en geeft steun.
De infanteristen hebben het nodig. Het wordt een waar straatgevecht. Huis voor huis moet worden genomen. Handgranaten worden door de ramen naar binnen gegooid. Als een groepje Duitsers zich probeert te verschansen in de Protestantse Kerk, worden ze onmiddellijk gevolgd, met de bajonet op het geweer. In de kerk vinden man-tegen-man gevechten plaats. Luitenant de Roos geeft tijdens deze hele actie het voorbeeld, gaat voorop, springt over muurtjes, het pistool in de hand. Tegen zes uur zijn de oude posities weer ingenomen. Achttien dode Duitsers worden er dan geteld. Zeven krijgsgevangenen worden afgevoerd. Zes mannen van de Brigade zijn gewond geraakt, waarvan één door een bajonetsteek.
De mannen van het 1ste peloton nemen de posities in aan de noordrand van het dorp. Het peloton van Huizinga komt weer terug in de stellingen bij de Woerd.
Dit succesje kan het slechte nieuws echter niet verdringen. Op de commandopost komt het bericht door dat de Britse Mariniers bij Kerkdriel teruggeslagen zijn over de Maas. De totale operatie, met als doel bezetting van de Bommelerwaard, gaat niet meer door. Toch geeft de commandant van de 116e Brigade bevel het bruggehoofd bij Hedel in stand te houden.
De Hedelnaar W. van Engelen heeft nog met de Britten gesproken, kort voor de gevechten die zouden volgen. Vanuit zijn evacuatieadres is hij met zijn zusje naar de soldaten gaan kijken, die hun ontbijt gebruiken langs de kant van de Maas, onbewust van het dreigende gevaar. Later is hij, na zijn zusje in veiligheid te hebben gebracht, getuige van het debâcle. Kort daarna weet hij de Maas over te steken en zichzelf “te bevrijden”.
Dezelfde middag is ook sergeant Kraay gesneuveld. De sergeant is ingedeeld als schutter van een Vickers-mitrailleur (van de ondersteuningsgroep van kapitein Post) bij het vierde peloton. Vanaf de dijk heeft hij een prima gezichtsveld, maar de positie blijkt tè gevaarlijk. Hij wordt getroffen door een kogel van een sluipschutter. Zijn helper, korporaal Schepers, raakt gewond.
De mannen van de Signals zijn de hele middag in de weer met het leggen van kabels voor veldtelefoonverbindingen. Er wordt ook een kabel gelegd over de Maas naar het Fort Crêvecoeur.
Ook de Buffalo’s varen de hele middag op en neer. Voertuigen worden overgebracht. Ook het antitankgeschut van de ondersteuningsgroep (zes-ponders) arriveert in Hedel. De stukken krijgen hun positie in de buurt van de commandopost. Mannen van Gevechtsgroep II helpen bij het overbrengen van het materiaal. Munitie, verbandmiddelen, technisch reserve materiaal, alles komt op bestelling. Ook wordt materiaal geleverd voor prikkeldraadversperringen. Dit wordt gebruikt om de stellingen van het derde en vierde peloton, langs de oost-grens, te verstevigen.
Tegen acht uur komt ook personele versterking. Luitenant Dill en zijn peloton van Gevechtsgroep III worden overgevaren naar het gevechtsterrein. De verwachting is dat de hele derde Gevechtsgroep morgen zal arriveren. De luitenant en zijn mannen komen in reserve op een boerderij vlakbij de stellingen van het 2de peloton in de St. Janschool.
Die nacht gebeurt waar majoor Paessens bang voor is geweest: een vijandelijk patrouille weet het dorp binnen te dringen door de ruimte tussen de stellingen van het derde en het vierde peloton.
Een sectie van het derde, ontdekt de Duitsers gelukkig als snel. Sergeant-majoor Huizinga vraagt onmiddellijk artillerie-vuur aan. Die steun komt snel, en, zoals gewoonlijk, uiterst nauwkeurig. Even later worden vijf Duitsers aangetroffen bij een boerderij aan de straatweg. Eén van hen is ernstig gewond en de anderen geven zich zonder problemen over. Bij de verhoren blijkt dat er nog een zesde man moet zijn. Een zoekactie wordt op touw gezet, waarbij ook nog enkele mensen van luitenant Dill’s peloton worden ingezet. De gezochte Duitser wordt snel gevonden. De man doet na zijn gevangenname nog een vluchtpoging: daarbij wordt hij door zijn bewakers neergeschoten.
De rest van de nacht blijft het rustig maar de Brigade-soldaten blijven waakzaam…
Dinsdag 24 april
De volgende morgen arriveren nog meer versterkingen in Hedel. Het 1ste peloton van sergeant-majoor Schoonen en het vierde van sergeant-majoor Kloots worden over de Maas gezet. De peletons van Gevechtsgroep III krijgen voorlopig een “recce-position”, wat betekent dat ze ingezet kunnen worden voor patrouille-taken.
Ook arriveert de ondersteuningsgroep, onder commando van luitenant Theunissen. De verschillende secties van deze groep worden gevoegd bij de aanwezige secties van Gevechtsgroep I. De beide mortiersecties beschikken nu samen over zes 3 inch (= 8 cm) mortieren. De bij de commandopost geplaatste antitanksecties, hebben de beschikking over vier 6-ponder kanonnen en vier 2-inch mortieren. Verder zijn er nu twee secties met in totaal vier lichte 2cm kanonnen. De vier Vickers-mitrailleurs van de pas aangekomen ondersteuningsgroep worden ingedeeld bij de vier infanteriepeletons. Die peletons beschikken zelf ook nog eens over een 2 inch mortier.
Majoor Paessens beschikt over heel wat vuurkracht, in het kleine bruggehoofd Hedel. Vooral als je het ondersteunende artillerievuur erbij optelt. Dat zijn de zes stukken van de Batterij Artillerie (25-ponders) en ruim 20 stukken van de Britten.
Na aankomst van de versterkingen komt het bericht door dat Gevechtsgroep III niet in zijn geheel zal overkomen. Dit betekent feitelijk dat alleen de staf van Gevechtsgroep III niet in het bruggehoofd operationeel zal worden. Zoals het er nu uitziet wordt het bruggehoofd niet uitgebreid en het gebied is te klein voor het functioneren van twee gevechtsgroepen. Daarom krijgt Paessens de beschikking over mensen en materiaal van Gevechtsgroep III maar het geheel blijft onder één commando. Het Brigadehoofdkwartier stelt voor het geheel voortaan als “Battlegroup Paessens” aan te duiden. Vreemd eigenlijk, als men bedenkt dat dit gebaseerd is op het Duitse systeem op het einde van de oorlog. Allerlei formaties en eenheden worden dan door het Duitse hoofdkwartier op één hoop geveegd en aangeduid met de wijdse naam: Kampfgruppe. Zo’n Kampfgruppe wordt dan verder aangeduid met de naam van de commandant. Bekend voorbeeld is de Kampfgruppe Walther, aktief in Brabant tijdens operatie Market-Garden in september 1944.
Paessens vindt die aanduiding “battlegroup” blijkbaar ook een beetje vreemd, want hij gebruikt hem slechts één keer. Die middag ondertekent hij een order als “commandant battlegroup Huber”. Huber is de majoor die tot 16 maart het bevel heeft gehad over Gevechtsgroep III.
Vanuit noordelijke richting nadert de Hedelnaar A. van Driel het dorp. Hij is, samen met zijn oom, op weg naar de boerderij aan de Korenstraat, zoals hij al eerder heeft gedaan. Bij de Hooiweg worden beide boeren onder vuur genomen. Snel draaien ze om maar komen nu onder Duits vuur te liggen. De mannen kruipen op hun knieën, richting verkeersweg. Ze kunnen nauwelijks meer ademen door de verstikkende kruitdampen. Als door een wonder worden ze niet geraakt en weten zich uiteindelijk in veiligheid te brengen.
De hele dag zullen dergelijk artillerieduels plaatsvinden. De verschillende peletons geven doelen door. De Duitse artillerie is iets minder aktief, behalve als het Britse artillerie-waarnemingsvliegtuig even uit de lucht is. Vanuit dit vliegtuig zijn de posities van die artillerie, opgesteld achter de Waal, goed waar te nemen. De Duitsers blijken er niets voor te voelen om een goed doelwit te vormen. Ze houden zich dan rustig.
In het gebied van het vierde peloton staat een uit 1940 daterende bunker. Deze bunker heeft schietsleuven in zuidelijk richting, in de richting van de, al maanden geleden opgeblazen, verkeersbrug. Voor de Duitsers daarom van nut en dus proberen ze de kazemat te bezetten. Onmiddellijk worden ze verdreven door de sectie van de sergeant de Blauwe. De sergeant wordt hierbij in zijn dijbeen gewond en afgevoerd.
Drie mannen met een Brenmitrailleur blijven achter om de bunker bezet te houden. Enkele uren later doen de Duitsers een nieuwe poging. Luitenant Rueb en enkele van zijn mensen weten dit te voorkomen. Enkele Duitsers worden gewond en gevangen genomen. Eén van hen wordt gedood.
Tegen het einde van de middag wordt de bezetting van de bunker weer opgeheven. De positie blijkt toch tè gevaarlijk.
’s Morgens worden mijnen ontdekt bij het landingspunt. Veiligheidshalve maken de Buffalo’s daarom geen gebruik meer van de plaats waar eerst de oude schipbrug heeft gelegen. De landingen vinden op een plek ernaast plaats, wat wel iets minder ideaal is.
Het peloton van luitenant Buisman, het tweede peloton van Gevechtsgroep III, krijgt opdracht het terrein van mijnen te zuiveren, samen de twaalf Britse Engineers. Het peloton is zojuist teruggekeerd uit Tilburg, waar ze het hoofdkwartier van Netherlands District hebben bewaakt.
Om kwart voor zes die middag, meldt de “Springbok” (= uit Zuid-Afrika afkomstige vrijwilliger) luitenant aan majoor Paessens dat zijn taak is uitgevoerd. De Buffalo’s die middag o.a. nog twee 6-ponder anti tank kanonnen van Gevechtsgroep II hebben overgebracht, kunnen nu weer de gebruikelijke route gaan volgen.
Nog geen kwartier later ontploft een mijn. Niet bij het landingspunt, maar midden in het dorp. Een brenguncarrier loopt erover en wordt door de hevige explosie op z’n kop gegooid. Soldaat Schortinghuis komt half onder het vier ton wegende rupsvoertuig terecht en wordt onmiddellijk gedood. De andere drie inzittenden raken gewond.
Hospitaal-soldaat Siem de Waal van Gevechtsgroep II zit aan de overkant op het Fort Crêvecoeur. Hij maakt notities in zijn dagboek. De velletjes worden verstopt in zijn gasmaskertas. Het is namelijk om veiligheidsredenen niet toegestaan dergelijke aantekeningen bij te houden.
“Idiote wereld: heerlijk tussen lakens geslapen en dien jongens aan de overkant maar knokken. Ik ontdek dat Cor zijn pijp, zijn onafscheidelijke pijp, heeft laten liggen en besluit hem terug te brengen. Zodoende kom ik onofficieel in Hedel. De jongens liggen er goed verdekt langs de straat want er wordt uit een bunker op hen geschoten. Ik ben als bijna de straat doorgewandeld als Jansen van de bunker verteld. Dan dek ik maar zo gauw ik kan.
Er liggen 17 dode Duitsers en ze geven het maar niet op. Er zijn gevechten van man tegen man geweest maar nu is het even rustig. Cor heeft de doden bij elkaar gebracht en was juist bezig een veroverde pijp schoon te maken. Kleine “Joepie” (Brabander) is zwaargewond. De sergeant Kraay is door Cor in de tuin begraven. Werd geschoten toen hij orders kreeg om vanaf de kruin van een dijk op de Duitsers in het koolveld te schieten, volgens Cor een zelfmoordorder. Arme Kraay.
Ik spreek dokter Bakker nog even, die volgens de jongens een reuzevoorbeeld is geweest. Er komt veel artillerievuur en er vallen weer granaten rondom ons. Er is een flinke brand ontstaan en de gevechten zijn soms met bajonet. De Derde Unit is nu ook geheel over.
Toon R. uit Kaapstad vertelde me ook een vreemde geschiedenis. Ze zaten in de bunker toen een Duitser de deur opentrok en hen eruit sommeerde. “Hij had ons allemaal voor de voet kunnen schieten” zegt Toon, “We waren volkomen overrompeld. Maar hij liet ons rennen en kroop zelf in de bunker.” Ongelooflijke ontkoming. Was dit een bijzondere mensenvriend ? De man werd later met een vlammenwerper verkoold in de bunker aangetroffen.
De Waal komt die avond nog in gewetensproblemen. Hij gaat mee met het peloton van luitenant van Voorst tot Voorst dat aan de zuidkant van de Maas, oostelijk van de spoorbrug, stellingen betrekt. Die avond trapt de luitenant op een schoenmijn. Hij verliest daarbij een gedeelte van zijn linkerbeen. De Waal verbindt hem en geeft hem een shot morfine tegen de pijn. Daarna volgt een moeilijk tocht per brancard langs de dijk, ruim twee kilometer. De luitenant heeft hevige pijn, hoewel hij toch de volle dosis morfine heeft gehad. Per jeep wordt de zwaargewonde officier naar het hospitaal afgevoerd, waarbij de Waal nog een waarschuwing betreffende de morfine meegeeft. “Ik holde weer terug met Jan naar het huis en redderde eerst mijn tas weer een beetje op. Ik kwam toen tot een nare ontdekking. Ik had namelijk in mijn ene broekzak de morfine en inde andere de jodium voor de lichte gevallen. In het duister had ik echter de naald door het rubber van de jodiumfles gestoken en hem dus jodium in plaats van morfine gegeven ! En ik kon maar niet begrijpen dat hij in zo’n pijn bleef verkeren. Maakte me doodongerust maar er was geen pest meer aan te doen. Jammer ! Heb de jodium nooit meer bij gedragen in de broekzak van die tijd af.”
Grote hilariteit op het landingspunt als aalmoezenier Laureijssen komt aanwandelen met een krijgsgevangene die hij in toom weet te houden met een stuk hout, verborgen onder zijn overjas. Het resultaat van een uitstapje met de sectie van sergeant van Besouw. Een paar uur later is het verhaal al zover aangedikt dat het nu om vijf krijgsgevangenen gaat !
’s Avonds komen de commandanten bijeen in het “battle-HQ” in de slagerswinkel. Er zijn wat verschuivingen geweest in de posities. Het peloton van sergeant-majoor Schoonen heeft in het begin van de avond de stellingen overgenomen van het derde peloton. Sergeant-majoor Huizinga en zijn mensen krijgen een welverdiende rust en komen in reserve in een boomgaard in het centrum van het dorp. Het peloton van sergeant-majoor Kloots bezet vanaf de middag een nieuw steunpunt, namelijk de boerderij en de boomgaard van de Woerd, vlakbij de stellingen van Schoonen.
Majoor Paessens waarschuwt zijn commandanten: “Als de Duitsers morgen niet komen, komen ze nooit meer !” Hij zal gelijk blijken te hebben…
Om tien uur nog wat vijandelijk artillerievuur, oostelijk van Bokhoven. Dan wordt het rustig. Al met al is het een rustige dag geweest…
Woensdag 25 april
Het is nog donker als de mannen van het vierde peloton ruw worden gewekt door Duits artillerie-, mortier- en mitrailleurvuur. Luitenant Rueb kijkt op zijn horloge: het is kwart over vijf. Via de radio meldt hij de commandopost dat zijn peloton wordt aangevallen en onmiddellijk versterking nodig heeft. De 2-inch mortier van het peloton begint te vuren in oostelijke richting van de verkeersweg. De verwarring is groot. Het peloton bestaat voornamelijk uit jonge en nog onervaren militairen. Ze worden goed geleid door de zeer ervaren sectie-commandanten.
Eén van die secties wordt vrijwel geheel uitgeschakeld als een voltreffer van een Panzerfaust inslaat. De waarnemend commandant, korporaal de Boer, is half verblind van de explosie. Hij blijft bij zinnen en weet zijn groep terug te trekken naar de boomgaard waar ook de eerste sectie ligt.
Sectie 2, noordelijk van het viaduct, wordt ook verrast. Ze kunnen enkel maken dat ze wegkomen, hun aftocht dekkend met handgranaten. Minstens één vijandelijke soldaat wordt hierdoor gedood.
Naar later zal blijken heeft een compleet Duits bataljon (ongeveer 1200 man) de aanval ingezet. Het lawaai van het gevecht is oorverdovend en wekt ook verwarring in de hand.
In zijn hoofdkwartier probeert majoor Paessens zich een beeld te vormen van de ontstane situatie. Het uitschakelen van het 4de peloton zou een bedreiging van de commandopost kunnen betekenen. Het derde peloton zal onmiddellijk in actie moeten komen.
Nog voordat de majoor dit bevel heeft kunnen doorgeven, roept luitenant de Roos: “Majoor, die kerels moeten er uitgedonderd worden !” Meteen rent hij de commandopost uit. Binnen enkele minuten verzamelt hij een man of tien (koks, ordonnansen, mensen van de anti-tanksectie). Met dit geïmproviseerde groepje rende hij naar het bedreigde peloton.
Onderweg wordt nog iemand van de mortiergroep “ingelijfd”.
De peletons-commandopost van luitenant Rueb is inmiddels bijna door de Duitsers ingenomen. Ze zitten in de tuin en hebben zich in de gebouwen achter de boerderij verschanst. Toch weet luitenant de Roos de post te bereiken. Via de veldtelefoon meldt hij de majoor: “Ik zit hier, stuur direct versterking, anders ben ik het kwijt !” De toestand is kritiek.
Een hevige vuurstoot heeft de 2-inch mortier van het peloton buiten gevecht gesteld. Twee mannen raken zwaargewond. Eén van hen wordt door Rueb en korporaal Tiemersma naar binnen gedragen. De andere, soldaat van Veenendaal, zal de volgende dag aan zijn verwondingen bezwijken.
Sergeant Germans rent het gebouw binnen om hulp te vragen voor zijn 2de sectie. Door een kogel wordt hij van achteren getroffen en zakt naast zijn pelotonscommandant in elkaar. Hij is op slag dood.
Verbeten proberen de luitenants Rueb en de Roos met handgranaten en vuur uit hun stenguns, de vijand uit de boerderij te houden. Dan zet het derde peloton van sergeant-majoor Huizinga de aanval in. Net op tijd. De hulp komt te laat voor de soldaten Kamp en Morel. Deze twee mannen van het vierde zijn dan inmiddels al gesneuveld.
Tien over half zes kan worden gemeld dat de vijandelijke aanval is afgeslagen. Het derde peloton bezet de stellingen van het vrijwel uitgeschakelde vierde.
De sectie van de gesneuvelde sergeant Germans vecht nog hevig door aan de oostzijde van het viaduct. Korporaal Kers, die het commando heeft overgenomen, en drie mannen zitten daar met 2 Bren-mitrailleurs en maaien vele vijanden weg op het open terrein.
Kleine groepjes Duitsers blijven aanvallen. De dreiging van een grote geconcentreerde aanval in deze hoek is echter voorbij.
Het peloton van luitenant Dill, in een boerderij bij de stellingen van het tweede peloton (St. Janschool), krijgt opdracht naar het centrum te gaan en daar stand-by te blijven.
Ook aan de andere kant van Hedel wordt hevig gevochten. Enkele groepen Duitsers zijn om Hedel heen getrokken en vallen aan vanuit het westen. Het tweede peloton bij de St. Janschool is ook verrast. Luitenant Masthoff raakt al meteen gewond, nog wel door een eigen mortiergranaat ! Sergeant Hillebrand, die onmiddellijk het bevel overneemt, heeft in het begin moeite met zijn waarnemingen omdat zijn kijker vol zit met het bloed van de luitenant. Het peloton weet de vijand echter tegen te houden. Van een dreigende doorbraak is geen sprake.
Ook het 1ste peloton, in het noorden van Hedel, wordt opgeschrikt. De vijand weet de boerderij waar sergeant-majoor de Bruin en zijn mannen zich hebben verschanst, bijna ongemerkt te naderen. Plotseling springen een stel Duitsers achter een voor de boerderij gelegen aardappelhoop vandaan, uit alle macht vurend. Het peloton is paraat en neemt de ongeveer 20 vijandelijke militairen onder vuur. Een hevig gevecht barst los. Het lukt de Duitsers de boerderij in brand te schieten. De mannen moeten eruit. Iedereen blijft kalm en onder dekking van de rook weet het peloton de stelling zonder verliezen te verlaten. Nadat de boerderij is uitgebrand, worden weer patrouilles naar voren gezonden om de oude posities weer in te nemen. De Bruin heeft de situatie weer onder controle en stuurt één van zijn secties naar zijn rechterbuurman die in moeilijkheden zit.
Om kwart over zes, als de geconcentreerde aanval bij het viaduct is afgeslagen, krijgt het peloton van sergeant-majoor Schoonen de volle laag. Zijn voorste sectie wordt volledig onder de voet gelopen.
De sectie-commandant en zijn opvolger worden gewond en afgevoerd. Soldaat Ligtvoet neemt de leiding. Hij geeft zijn helper de opdracht om de rest van de sectie terug te trekken en blijft zelf achter met zijn Brenmitrailleur. Minstens vijf Duitsers worden door zijn vuur gedood. Ligtvoet kijkt om en ziet dat de mensen van zijn sectie zich hebben teruggetrokken. Dan besluit hij om zelf ook te vertrekken. Hij springt op en wordt onmiddellijk geraakt. Gewond valt hij in zijn schuttersput terug. Een Duitse steelhandgranaat maakt enkele minuten later een einde aan het leven van de 23-jarige militair.
De boerderij waar pelotonscommandant Schoonen zijn hoofdkwartier heeft, wordt in brand geschoten. De gevraagde en ontvangen artilleriesteun lijkt de Duitse aanval te stoppen. Als dan ook nog de sectie van het 1ste peloton te hulp komt, kan hij om zes uur melden: situatie weer onder controle.
Korporaal-gewondenverzorger Bakker ziet één van de Canadese vrijwilligers lopen. “Hé, ouwe, je bloedt als een rund !” “Ben je besodemieterd, dat is maar een half oor. Ik heb geen geweer meer en dat is erger !” Terwijl de korporaal zijn oor verbindt, informeert hij naar de toestaan voorin. “Zeg ouwe, zitten er nog veel Duitsers, denk je ?” “Ben je bedonderd, dat valt best mee.” “Hoeveel schat je ?” “Nou, ik denk zo’n duizend of
twintig !” Zó erg was het gelukkig niet !
Ook het peloton van sergeant-majoor Kloots, op de boerderij van de Woerd, heeft het hard te verduren. Brenschutter Tiemstra van de voorste sectie van sergeant Cnossen weert zich enorm. De verschillende secties liggen verspreid over de grote boomgaard achter de boerderij.
Een half uur later, rond half zeven, kan majoor Paessens concluderen dat voorlopig de grote Duitse aanval is afgeslagen. Intussen voegt ook luitenant Herbrink zich weer bij zijn 1ste peloton. De luitenant is weer teruggekeerd van verlof in Engeland en, na instructie op het Brigade-hoofdkwartier in Vlijmen, onmiddellijk overgevaren. Hij zal zijn peloton nog leiden tijdens de kleinschalige aanvallen van een aantal vijandelijke patrouilles die de hele morgen nog door zullen gaan. Bij één van die acties gebruikt hijzelf de vlammenwerper, een niet erg plezierig en gevaarlijk karwei.
De gewondenverzorgers hebben intussen handenvol werk. Eén van hen, sergeant G. Visser, heeft in zijn zak een kruisbeeldje. Gekregen van een inwoner van Hedel met de woorden: “Dit is het laatste wat ik uit mijn huis kon krijgen. Jij hebt er nu misschien meer aan dan ik !” Toen maakte de man dat hij weg kwam uit het gevechtsgebied.
Van Gevechtsgroep III waartoe Visser behoort, sneuvelen die morgen de soldaten Sprenkeling en Picokrie. De laatste, een Tilburgse jongen van 20 jaar, tijdens een heldhaftige actie als Brenschutter. Soldaat R. Smit, zwaargewond overgebracht naar een veldhospitaal, overlijdt de volgende dag. Het aantal gewonden is zo groot dat de brancards moeten worden geleend van Gevechtsgroep II, aan de overkant.
Het peloton van luitenant Buisman komt voor de tweede keer naar Hedel. Na de “mijnen-zuiveringsoperatie” van de vorige dag, zijn ze teruggekeerd naar Fort Crêvecoeur. Nu krijgen ze de opdracht om Hedel “grondig schoon te vegen”. Het peloton bestaat voornamelijk uit oudgedienden van het Fransen Vreemdelingenlegioen, dus het is hen wel toevertrouwd. De mannen gaan zeer geroutineerd te werk. In de buurt van de spoorbrug weten ze een Duitse afdeling op te rollen: vijf worden gevangengenomen, tien anderen sneuvelen.
Duitse sluipschutters op de brug, die al die dagen zeer lastig zijn geweest voor de overstekende Buffalo’s, worden gelokaliseerd en “opgeruimd”.
Rond het middaguur komt de opdracht: bruggehoofd Hedel ontruimen. Het nieuws wordt verdeeld ontvangen. Men is opgelucht (“We hebben nog nooit zo rot gezeten, vóór ons de Moffen, achter ons de Maas”), maar ook verbitterd (“waar is het allemaal goed voor geweest ?”).
Kolonel de Ruyter van Steveninck bevindt zich aan boord van het artillerie-waarnemingsvliegtuig dat boven Hedel cirkelt. Beneden zich ziet hij, op de weg Zaltbommel – Den Bosch, een grote activiteit van Duitse ambulance-wagens. Een bewijs van het zware verlies dat de Duitsers moeten incasseren. Toch moet het bruggehoofd worden ontruimd. Brigadier Philips heeft het de kolonel eerder die middag uitgelegd: De Mariniers van 28 R.M. zijn aan zijn commando ontnomen; ze hebben een andere opdracht gekregen. Omdat er bovendien weinig zicht meer is op een verdere offensieve actie, gezien de laatste ontwikkelingen (de capitulatie van de Duitsers is snel te verwachten) heeft het geen zin “sticking one’s neck out unnescessarily” “Colonel, you must be very proud of your men !”
En inderdaad, dàt is de Brigade-commandant.
De hele middag wordt over en weer mortier- en artillerievuur afgegeven. Tot een echte aanval komt het niet meer. Het valt op dat de Duitse munitie van slechte kwaliteit is. Het aantal blindgangers is verbazend hoog.
Ruin 45 Duitse krijgsgevangenen worden afgevoerd. Soldaten van Wehrmacht, maar ook van Kriegsmarine en Luftwaffe. Een allegaartje. Er blijken ook mannen bij te zijn van de SS-Waffen Grenadier-Brigade “Landstorm Nederland”. Bij deze “elite-eenheid” bevinden zich Nederlanders, geleid door Duitse officieren.
De voorbereidingen voor de terugtocht beginnen. Luitenant Theunissen krijgt de coördinatie van de operatie. Als het donker geworden is, om tien uur in de avond, schepen de mannen van Gevechtsgroep I zich in op de Buffalo’s. Ondertussen vuren de mortieren op de omliggende plaatsen Well, Ammerzoden en Kerkdriel. Ook wordt rugdekking gegeven door de Britse mariniers van 30 R.M. De overtocht verloopt zonder een probleem.
De peletons van Gevechtsgroep III beginnen zich nu ook terug te trekken. Zo ook de secties van sergeant-majoor Kloots. Als de groep van sergeant Cnossen zich terug trekt uit de boomgaard achter de Woerd, wordt soldaat van der Geijn getroffen door een geweerschot van een plotseling opduikende Duitse patrouille. Het peloton opent het vuur. Onder dekking van dat vuur gaat Cnossen terug en haalt de zwaargewonde militair op. De soldaat ontsnapt op het nippertje aan de dood.
De mensen van de verbindingsdienst hebben de afgelopen dagen keihard gewerkt. Twee van hen, de soldaten van den Bergh en Pappenheim, vernietigen het radiotoestel dat in het dorp achterblijft. Meenemen blijft te onpraktisch. Pappenheim voorziet de, in de commandopost van Paessens geplaatste, 22-set van twee handgranaten. De projectielen worden gelijktijdig afgetrokken. Luitenant Theunissen heeft een kwartier eerder geprobeerd het toestel te vernietigen met zijn dienstrevolver. Het wapen weigerde… Hij haalt de schouders op, en met het idee “de Duitsers zullen met dat ding de oorlog toch niet meer winnen”, verlaat hij de post. Later blijkt dat hij vergeten heeft de veiligheidspal van zijn wapen om te zetten…
De luitenant en de twee soldaten verlaten met de laatste Buffalo Hedel. Hedel, dat nu weer een spookdorpje geworden is… Nog zwaarder beschadigd, met hier en daar een houten kruis.
Alleen soldaat van Duin van de Signals is nog in Hedel. Hij geeft de artillerie de laatste aanwijzingen door. Als dan de laatste Buffalo de Maas is overgestoken, houdt ook zijn taak op. Hij rent in zijn onderbroek naar de Maas en springt erin. Hij is kampioen-zwemmer. Het koude, stromende en gevaarlijke Maaswater kan hij de baas. Veilig bereikt ook hij, de laatste Brigademan, de overkant.
Pas maanden later keren de inwoners van Hedel terug in hun totaal verwoeste dorp. Nederland is herrezen, zo ook Hedel. Delen van het oude, mooie Hedel zijn voorgoed verdwenen in het puin… Het puin waarop 12 Brigademilitairen hun leven verloren. Ze hebben er hun plicht gedaan. Dienstplicht op “heilige plicht” ? Doet het er toe ? Vele geallieerde soldaten vervulden ook hun plicht, op verschillende plaatsen, verloren hun leven tijdens belangrijke of soms (schijnbaar) minder belangrijke acties en operaties. Het uiteindelijke doel was hetzelfde: “die tyranny verdrijven”.
“Nimmer verzuim ik bij het passeren van de brug over de Maas bij Hedel, een blik te werpen in de richting van het haventje, en zo de gesneuvelden te herdenken. Ik doe dit al jaren, zó lang, dat de vergezellende gedachten geleidelijk aan veranderen van schietgebed tot groet. Omdat ik anders ben geworden, omdat ik dóórleefde; zij niet, zij sloten hun jong-zijn – hun leven – aan wat toch de goede kant van de Maas was – af. In april 1945 en 40 jaar later rijd ik telkens vlot en ongehinderd van de ene naar de andere oever. Hoofd éven opzij: gegroet ! (Citaat van H. Letschert (oud-burgemeester van Tilburg en oudstrijder van de Irene Brigade) in “Ik zou wéér zo gek zijn” door Hanny S.R. Meijler, De Bezige Bij, 1984)
Luitenant, later kapitein, W.L. de Roos, ontving later de Militaire Willemsorde 4de klasse. De soldaten P. Ligtvoet en C. Picokrie werden posthuum onderscheiden met de Bronzen Leeuw. Majoor A. Paessens ontving een Bronzen Kruis, evenals 1e luitenant Masthoff, sergeant van Th. van Besouw, sergeant-majoor D. de Bruin, korporaal G. Kers, korporaal F. van Pelt, korporaal J. Kraay (posthuum), soldaat M. van Duin en soldaat J. Tienstra. Sergeant-gewondenverzorger A. Vissers ontving het Kruis van Verdienste.
Bronnen:
De Geschiedenis van de Kon. Ned. Brigade “Prinses Irene”, genmaj. tit. V.E. Nierstrasz, Hoofkwartier Generale Staf, Krijgsgeschiedkundige Afdeling, Den Haag, 1959.
Archiefmateriaal H. Sonnemans te Best
Archiefmateriaal Regimentsverzameling Garderegiment Fuseliers Prinses Irene te Oirschot
Getuigenverklaringen opgetekend door H. Sonnemans te Best.
Archief C. van Engelen te Hedel
(c) 1998 Museum Brigade en Garde Prinses Irene, Oirschot. Alle rechten voorbehouden. Reproduceren van getoond materiaal is niet toegestaan zonder uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van het museum. Voor informatie: Hans Sonnemans 040 266 5665/5666 of 0499 370206, sonnemans@iname.com Laatste wijziging 5 maart 1998.