Teake Cnossen zwierf bijna de hele wereld rond
Uit het boek: “Tussen Brek en Skuttel II” van Johannes Walinga
Taeke Cnossen was een zoon van Foeke Cnossen en Tryntsje Nijdam. Als kleine jongen kan ik mij Foeke Cnossen nog herinneren. Hij was toen ‘komelker’ te Oudega. Zijn bedrijf stond op de plaats waar nu het garagebedrijf van Martens gevestigd is. Foeke Cnossen was toen al een oude man en voor ons kleine jongens was hij zo’n halve heilige. Hij was ouderling van de Gereformeerde Kerk en als er geen dominee beschikbaar was las Cnossen vaak de preek. Hij ging er helemaal in op en kon hem zo bevindelijk brengen. Als kleine jongens zaten wij dan achter in de kerk en telden dan hoe vaak Cnossen zei: ‘Oppe datte’ en “k genade op ‘k genade’. Dit is alles wat ik persoonlijk van Cnossen weet, al het andere moest ik van derden horen. Het leven van Foeke en Tryntsje bleek niet altijd rozengeur en maneschijn te zijn geweest. Na hun trouwen werd Cnossen boer te Nijland. Hii had daar een boerderij gehuurd die eigendom was van de kerk. Het jonge paar leefde intens mee in het kerkelijk leven van Nijland en het duurde dan ook niet lang of Foeke deed zijn intrede in de kerkeraad. Dat was in de jaren voor de Doleantie een hele stap. In die tijd kwam in Nijland een nieuwe dominee, de later zeer bekende professor Hoedemaker. Aanvankelijk ontpopte Hoedemaker zich als een voorstander van de doleantie. Zeer waarschijnlijk heeft dit invloed gehad op Foeke Cnossen. Toen dan de Doleantie uitbrak ging Hoedemaker echter niet mee. Welke reden hij hier voor had doet hier niet ter zake. Hij behoedde de kerk van Nijland voor een scheuring, want Hoedemaker was een respectabel man. Maar Cnossen ging wel met de Doleantie mee. De kerk kende geen pardon; Foeke en Tryntsje moesten van de boerderij. Maar in Oudega, om precies te zijn te Idzega aan de Rige, was een grote boerderij te huur. De eigenaar was een zekere mr. Pereboom die rechter was in Zwolle. Zo voor het oog een zeer rijk man, want hij bezat negen boerderijen. Deze mr. Pereboom had een zoon en een dochter. De boerderij aan de Rige had hij naar de dochter genoemd. Op het mooie witte hek prijken de woorden ‘Cornelia State’.Foeke Cnossen kwam op deze grote boerderij wonen en alles leek in orde te zijn. Met hun in de loop der jaren gegroeide gezin voelden ze zich thuis in Oudega. Ze werden er zeer gerespecteerd. .’ Cnossen voelde zich als een vis in het water op die grote boerderij waar wel veertig koeien konden worden gemolken. Toch heeft hij het niet kunnen bolwerken. Mede door de teruglopende economie moest hij de boerderij verwisselen voor een ‘komelkers spuItsje’. Ook met de heer Pereboom ging het blijkbaar niet zo goed. Hij verkocht in 1921 namelijk zijn ‘Cornelia State’. Nu terug naar waar het hier allemaal om gaat, namelijk de zoon van Foeke Cnossen, Taeke. Taeke was een van de betere leerlingen van meester Van der Mark en was niet in de wieg gelegd om boer te worden. Na de lagere school volgde hij de lessen aan de normaalschool te Heeg. Toch was Teake niet van plan om onderwijzer te worden. Hij wilde het leger in en officier worden.
Maar dat was nu juist tegen de wil van zijn vader. Zijn zoon tussen al dat ruwe soldatenvolk, daar kon weinig goeds van komen, meende hij. Taeke liet het er niet bij zitten en schreef zelfs een brief naar de toenmalige minister-president Colijn en vroeg hoe die er over dacht. Het persoonlijk schrijven van Colijn was in het voordeel van zoonlief. Colijn vond het een heel goede keuze. Er waren veel te weinig christen-officieren en daarmee had Taeke het pleit gewonnen. Helaas werd hij om zijn ogen afgekeurd. Een hele afknapper en Taeke stopte daarom met zijn studie. Op de zuivelfabriek ‘Hoop en Zegen’ te Heeg werd hij volontair. In die zelfde tijd ontpopte hij zich als een gewiekste spreker op de jeugdverenigingen en zoals het zich liet aanzien zou er uit Taeke ook een prima zuivel directeur kunnen groeien. Toch kon Taeke zijn draai ook daar niet vinden en emigreerde naar Amerika. Hij vond daar werk bij een boer. De als een noodsprong ondernomen emigratie, met een verblijf van nog geen twee jaar in de nieuwe wereld, heeft zijn levensloop bepaald. Taeke zegt daar zelf op zijn oude dag dit over: ‘Een mens bepaalt niet zijn eigen weg’, Jer. 10:23. Hij vindt het zelf eigenlijk nog verwonderlijk dat zo’n vlucht naar Amerika zo bepalend voor een verdere levensloop geworden is. Na anderhalf jaar Amerika kreeg Taeke te horen dat er een medewerker bij het ‘Fnesch Dagblad’ werd gevraagd, liefst iemand die bekend was met de mogelijkheden in Amerika. Taeke solliciteerde en kreeg de baan. Zo kwam hij dan in de journalistiek terecht en daar was hij nu juist op zijn plaats. Lang bleef hij er echter niet, want anderhalf jaar later volgde zijn benoeming bij ‘De Standaard’. Dat was toen de toonaangevende krant voor christelijk Nederland. Een bewijs dat Taeke het goed had gedaan bij het F .D. Bij de Standaard volgde de ene promotie na de andere en de ‘komelkerssoan’ uit Oudega werd chef-redacteur. Natuurlijk ging dit alles niet vanzelf en een gedegen studie ging er aan vooraf. Hij verdiepte zich in de mogelijkheden en de kansen voor de emigranten in de nieuwe wereld en schreef erover met vaardige pen. Dit had tot gevolg dat zowel de Canadese als de Amerikaanse regering hem voor een bezoek uitnodigde. Zo zwierf hij in de jaren kris kras met de trein door Canada. Taeke kon er leuke anekdotes over vertellen, zoals blijkt uit het volgende:
‘Zo zat ik een keer in een trein, toen een conducteur op mij toekwam en om mijn plaatsbewijs vroeg. De man kwam mij bekend voor. Maar ja daar midden in de rimboe in Canada een bekende tegenkomen, dat zou toch een wereldwonder zijn? Toch kon ik het niet laten, ik zou Taeke Cnossen niet zijn als ik de man zo liet gaan. Ik vroeg hem daarom wie hij was en waar hij vandaan kwam. Hij bleek de zoon van mr. Pereboom uit Zwolle, de vroegere eigenaar van de ‘Cornelia State’ te zijn. De familie was arm geworden en de zoon was geëmigreerd en conducteur geworden’ .
De Amerikaanse regering nodigde hem uit om met twaalf topjournalisten kris kras door Amerika te reizen. Zijn kennis over dit grote land werd hierdoor nog groter. Zo kon hij een nog een betere voorlichting aan emigranten geven. Toen de oorlog uitbrak bleef De Standaard verschijnen. Vele anti-revolutionairen waren het hier niet mee eens. De krant kon het tot oktober 1943 volhouden en dat wilde volgens hen wel wat zeggen. Er moest ten opzichte van de Duitsers geschipperd worden. Toen werd de krant door de Duitsers verboden en Taeke werd boer in de Purmer. Na de bevrijding ging het hij weer naar het kantoor van De Standaard, maar kreeg daar te horen dat de krant had afgedaan. Het in de illegaliteit ontstane dagblad Trouw had alles overgenomen. Taeke ging daarna weer naar zijn boerderijtje in de Purmer. Drie maanden later kwam Bruins Slot hem persoonlijk vragen of hij medewerker wilde worden van Trouw. Taeke bedankte ervoor. Hij was er de man niet naar om zo maar een overstapje te maken. Maar een man met zoveel capaciteiten en zo’n kennis van de emigratielanden zou niet boer kunnen blijven. Vooral niet toen na de oorlog de emigratie een grote vlucht nam. Daarom werd hem gevraagd de leiding van de ‘Christelijke Emigratie Centrale’ (C.E.C.) op zich te nemen. Die taak betekende een zwerversleven. Hij was jaarlijks minstens drie maanden op reis. Hij leidde de C.E.C. met grote kennis van zaken. Bijna ieder jaar bezocht hij Canada en Amerika en als hij even tijd had bezocht hij in Amerika zijn oude vrienden de Aukema’s. Zij hadden aan de Rige tegenover de ‘Comelia State’ gewoond. Ook reisde Taeke door Zuid-Amerika en onderzocht daar de mogelijkheden voor emigranten. Zo stichtte hij een kolonie in Brazilië. Verder zwierf hij door Australië, Nieuw-Zeeland en Zuid-Afrika. Overal voerde hij besprekingen en verstond de kunst om mensen te motiveren. Hij werd een grote persoonlijkheid en een begaafd schrijver. Van zijn hand verscheen een zevental boekwerken. Onder anderen een groot werk over Canada, Australië en Nieuw-Zeeland. Zijn boek ‘Van oorlog tot oorlog’ werd door de Duitsers in beslag genomen. Het kon geen genade vinden in de ogen van de S.D. De gehele oplage werd verbrand. In 1967 gaf hij het bekende boek ‘Mensen en meningen’ uit. Verder schreef hij nog talloze brochures met betrekking tot de emigratiegebieden.
Dit was dan iets in het kort over het leven van een Cnossen ‘komelkerssoan’ , die op 13 december 1952 koninklijk werd onderscheiden als Officier in de Orde van Oranje Nassau. Taeke overleed op 12 januari 1988 te Leeuwarden.